Het postoperatieve beleid ten aanzien van oefenen en belasten van de knie wordt door de orthopeed postoperatief bepaald. De eerste 6 weken postoperatief gelden er beperkingen ten aanzien van belasten en/of oefenen van de knie. Tijdens de klinische opname wordt dit met de patiënten besproken en geoefend door de fysiotherapeut.
In de regel worden patiënten verwezen naar eerstelijns fysiotherapeuten na het eerste poli bezoek 6 weken postoperatief, op het moment dat de belasting en/of beweeglijkheid uitgebreid mogen worden. Dit mag plaatsvinden op geleide van pijnklachten. De kwaliteit van bewegen/looppatroon is daarbij leidend. Training van de dynamische stabiliteit van de knie dient uitgevoerd te worden in een gesloten keten. De gehele bewegingsketen (bekken en romp) wordt in de behandeling betrokken.
In de opbouw van de fysiotherapie staat de functionele training centraal. Gedurende het revalidatieproces dient sportspecifieke training aan bod te komen. Voorwaarden voor sporthervatting zijn: geen pijn, geen zwelling, geen patellofemorale instabiliteit, volledige ROM, (bijna) symmetrische kracht en een uitstekende dynamische stabiliteit.
Literatuur:
Return to sport after patellar dislocation or following surgery for patellofemoral instability, Jacques Ménétrey · Sophie Putman · Suzanne Gard, Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc (2014) 22:2320–2326
