anamnese en lichamelijk onderzoek.

De eerste symptomen zijn in het begin lang niet altijd duidelijk. Het komt nogal eens voor dat de eerste klachten van patiënten pijnklachten rondom de knieschijf zijn, mogelijk als gevolg van tractie op de weke delen door subluxaties, het gevolg van een beginnende instabiliteit.

Patiënten spreken soms van een instabiel gevoel, wat mogelijk duidt op het moment van subluxeren of repositie van de patella. Vaak wordt bij deze patiënten primair de diagnose aspecifieke patellofemorale pijnklachten gesteld, wat een aanzienlijk delay kan bewerkstelligen. Daarom is een gedegen lichamelijk onderzoek essentieel.

Bij lichamelijk onderzoek is de lateralisatie van de patella goed vast te stellen en te kwantificeren, soms in vergelijking met de gezonde contralaterale zijde (zie tekening onder kopje behandeling). Regelmatig wordt een zogenaamd ‘positieve apprehension-test’ vastgesteld. Bij actief of passief flecteren van de knie in het traject 0 – 20° kunnen abnormale sporen van de patella vastgesteld worden, het zogenaamde J sign, vaak kenmerkend voor een trochlea dysplasie. Ook een patella alta kan bij lichamelijk onderzoek vaak al eenvoudig gediagnosticeerd worden, als bij 90° gebogen knie de patella boven de anterieure zijde van het femur uitsteekt.

radiodiagnostiek

Conventionele opnames van het kniegewricht, waarbij een zuiver laterale opname van essentieel belang is, leiden in het algemeen al tot een diagnose als er sprake is van anatomische afwijkingen zoals een trochlea dysplasie of een patella alta (zie voorbeelden onder kopje behandeling).De zuiver laterale opname wordt in +/-30-40° flexie gemaakt, om de patellapees onder spanning te doen zijn, waarna de Caton index kan worden bepaald (zie tekening onder kopje behandeling). Voor de trochlea dysplasie wordt een eventueel crossing sign beoordeeld, het punt waar de bodem van de trochlea op dezelfde hoogte ligt als de laterale trochlea-wand (zie tekening onder kopje behandeling). Op een strikt laterale opname is dit radiologische kenmerk, ‘crossing sign’ genoemd, betrouwbaar en reproduceerbaar. Om ligamentaire afwijkingen, bijvoorbeeld van het MPFL en afwijkingen van kraakbeen vast te stellen, kan een MRI geïndiceerd zijn. Bij een verhoogde Q angle en overweging om een transpositie van de tuberositas uit te voeren kan een CT behulpzaam zijn om de TTTD te bepalen.

direct naar