behandeling

Het voortschrijdende inzicht in de oorzaken van de instabiele patella heeft ertoe geleid dat er een meer op maat gesneden behandeling geboden kan worden aan de patiënt. De behandeling kan bestaan uit een intensieve conservatieve behandeling door middel van spierversterking, uit een chirurgische behandeling of uit een combinatie van de twee. Er zijn meer dan 100 chirurgische behandelingen beschreven en waar vroeger veelal wekedelen ingrepen in zwang waren, zoals een verplaatsing van de aanhechting van de M. vastus medialis naar distaal en lateraal, in combinatie met een laterale retinaculum release, wordt tegenwoordig gestreefd naar een reconstructie waarbij de anatomische afwijking(en) zo goed mogelijk worden hersteld. Doel van de behandeling is om naast luxaties te voorkomen, beperkingen in (sportieve) activiteiten te reduceren, pijn te verminderen en verdere kraakbeenschade te voorkomen. De resultaten van operatieve interventie zijn minder gunstig indien er reeds kraakbeenschade is opgetreden.

Over de resultaten van de trochlea- of ook wel Albee osteotomie ter correctie van een trochleadysplasie is nauwelijks literatuur voorhanden. Recent beschreven wij een groep van 23 patiënten bij wie de trochlea werd opgehoogd: bij 21 patiënten was deze ingreep succesvol en traden geen luxaties of subluxaties meer op. Het ophogen van de laterale trochlea wand geschiedt door een artrotomie lateraal, waarbij na de ingreep het laterale retinaculum open wordt gelaten (zie foto). In het algemeen wordt een ophoging verkregen van 5 mm. De ophoging wordt behouden door een bot wig uit de crista iliaca, of een tricalciumfosfaat wig.
Indien er sprake is van een duidelijke bump van de dysplastische trochlea dan kan ook gekozen worden voor een trochlea osteotomie waarbij de trochlea wordt verdiept (zie tekening).

Door een distalisatie van de tuberositas, geïndiceerd bij een patella alta, verandert de sporing van het patellofemorale gewricht. In feite wordt een subluxatiestand van de patella naar proximaal hiermee gecorrigeerd. De resultaten van anatomische reconstructies van het patellofemorale gewricht zijn gunstig en succespercentages tot 96 worden beschreven. Een distalisatie kan gecombineerd worden met een medialisatie van de tuberositas tibiae, waarbij rekening gehouden moet worden met het feit dat bij 10 mm distalisatie automatisch 3 mm medialisatie optreedt. Bij alle bovengenoemde ingrepen wordt vaak een reving van het mediale retinaculum verricht.

Indien er geen anatomische afwijkingen zijn in de zin van patella alta of een trochlea dysplasie, dan kan gekozen worden voor een reconstructie van het mediale patellofemorale ligament (MPFL). Er zijn vele reconstructiemethoden, onder andere zogenaamde statische – en dynamische reconstructies. In veel gevallen wordt gebruik gemaakt van een pees uit de hamstrings

 

infovoorpro1

 

 

infovoorpro2

Literatuur:

2006 Eenvoudige diagnostiek leidt tot behandeling op maat van patellofemorale instabiliteit.A. van Kampen en S. Koëter, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde., klinische lessen; blz. 881-885, 22 april; 150(16)

2007 Proefschrift dr. S Koëter Patellar instability, diagnosis and treatment. Nijmegen

2007 Diagnostiek en behandeling van primaire patellaluxaties. S.J. Tigchelaar, S. Koëter, A. van Kampen, Nederlands Tijdschrift voor Traumatologie jaargang; nr. 3, blz. 89-98

2012 A systematic review of complications and failures associated with medial patellofemoral ligament reconstruction for recurrent patellar dislocation. Shah JN, et al., Am J Sports Med. 2012 Aug;40(8):1916-23.

2013 Tibial Tuberosity Osteotomy: Indications, Techniques, and Outcomes. Sherman SL et al.,Am J Sports Med. Nov 6;42(8)  2013

2014 Nieuwste inzichten in de operatieve behandeling van recidiverende patella luxaties.
Akkie Rood, Siebren Tigchelaar, Albert van Kampen, Sander Koëter, Nederlands Tijdschrift voor Traumatologie nr. 5 pg 110-117

direct naar